Glas uit zand, een weetje

Glas bestaat voor een groot deel uit zand (silicium) en uit potas, een stof die vrijkomt bij de verbranding van hout. Niet zo verwonderlijk dus dat het bestaan van glas bij toeval op een zandstrand werd ontdekt.

Dit is een afbeelding van rode zandduinen in Sossusvlei in Namibie
Zand, een van de meest voorkomende natuurlijke stoffen op aarde

Plinius beschrijft in zijn Naturalis historia dat rond 3000 voor Christus Fenicische zeelieden glasdeeltjes aantroffen in de asresten van een kampvuur op het strand.

Rond deze tijd was men in Egypte en in Mesopotamië ook in staat om faience te maken dat enigszins te vergelijken is met het vroege glas. Dit type aardewerk bestaat uit een gebakken pasta van zand dat met een ondoorzichtige witte laag wordt geglazuurd. Het heeft wel wat van Chinees porselein en zou later door de Moren via Spanje en Italië in de rest van Europa worden geïntroduceerd. 

Pas tussen 1550 en 1050 voor Christus ontdekten en ontwikkelden Egyptische handwerkslieden een methode voor het maken van blank glas, dat men kon smelten en gieten. Ons huidige glas wordt veel industriëler en op bijna wetenschappelijke wijze vervaardigd, maar de samenstelling ervan – waaronder dus vooral zand en potas – is voor een groot deel vergelijkbaar met het glas van toen.

Andere vragen over de samenstelling van glas? Of meer weten over glas?